De op het scherm Variabelen opgenomen gegevens sturen de berekeningen van de ramingen.
De variabelen zijn onder te verdelen in drie groepen: a. Niet geïndexeerd b. Kosten predikanten c. Indexen voor lasten d. Indexen voor baten
De indexen worden één tot twee keer per jaar aangepast aan de laatste gegevens. Zo is index B afhankelijk van de afspraken over de predikantstraktementen die één tot wee keer per jaar gemaakt worden. Index C is afhankelijk van de indexcijfers die het CBS publiceert. Alleen index D kunt u zelf aanpassen naar de gegevens die voor uw gemeente gelden.
Zolang een meerjarenraming in bewerking is, hebben wijzigingen in de indexen gevolgen voor uw berekeningen. Bij verandering van de indexcijfers worden de berekeningen aangepast. FRIS geeft daarvan een melding zodra u de meerjarenraming weer opent.
Van belang is ook om te weten hoe de indexcijfers werken. Vanuit het basisjaar rekent FRIS eerst het getal inclusief de index uit. Staat er in een jaar nog een bedrag extra, dan wordt dat getal eenmalig in dat jaar bijgeteld. Onderstaand voorbeeld licht dat toe. Uitgangspunt is de kolom Begroting 2024.
Voorbeeld voorstel komende begroting:
Gemeente X heeft in de jaarrekening 2023 op rubriek 83 Levend geld een bedrag staan van € 55.000. De begroting 2024 geeft een bedrag aan van € 50.000. Dat betekent ten opzichte van de JR 2023 een daling van € 5.000 ten opzichte van € 55.000, dat is (5000/55000) min 9.1%.
Onder variabelen geeft index D voor 2025 een min aan van 2.8%. Daaruit berekent FRIS uitgaande van de BG 2024 een voorstel van € 50.000 x 0.909 x 0.972 dat is afgerond € 44.180. Als in rubriek 83 meerdere rekeningen voor komen wordt deze berekening voor elke rekening afzonderlijk gemaakt.
Dit betreft de zogenaamde 'nul-index'. Voor deze baten en lasten wordt niet geïndexeerd.
De kosten van de predikant en worden bepaald door de bezetting en de bezettingsbijdrage, de opslag tijdelijke dienst en de proponentenkorting.
De bezettingsbijdrage, de opslag tijdelijke dienst en de proponentenkorting, die als uitgangspunt dienen voor de ramingen, en de index voor de verwachte toekomstige ontwikkeling van de predikantskosten worden jaarlijks vastgesteld.
De bezettingsbijdrage, de opslag tijdelijke dienst en de proponentenkorting zijn gelijk aan de bedragen die jaarlijks in september gecommuniceerd worden voor de begroting van het volgende jaar. Zo wordt voor de meerjarenraming 2021 gerekend met het voor de begroting 2021 opgegeven bedrag.
Per jaargang van de meerjarenraming zijn de voor de ramingen te gebruiken indexen voor de predikantskosten in FRIS beschikbaar. Omdat de indexen steeds naar de laatste inzichten vastgesteld worden kan het zijn dat de percentages voor hetzelfde jaar in volgende jaargangen van de meerjarenraming verschillend zijn.
De bezettingsbijdrage, de opslag tijdelijke dienst, de proponentenkorting en de indexen voor predikantskosten kunnen niet aangepast worden.
De bezetting, zoals die in het verleden was, wordt overgenomen uit eerder in FRIS ingediende jaarrekeningen en begrotingen.
Het verloop van de kosten voor toekomstige jaren kan beïnvloed worden door de percentages van de predikantsbezetting, de opslag tijdelijke dienst en de proponentenkorting te variëren.
Het percentage bij de predikantsbezetting is het totaal van de bezetting voor alle predikanten. Naast de totale predikantsbezetting moet opgegeven worden wat de predikantsbezetting in tijdelijke dienst is en waar de proponentenkorting van toepassing is.
Bijvoorbeeld: de totale predikantsbezetting in jaar x is 2,6 fte. Er is 0,4 fte predikant in tijdelijke dienst, er is een proponent voor 0,6 fte in vaste dienst en er is een proponent in tijdelijke dienst voor 0,4 fte. Bij beide proponenten is de proponentenkorting van toepassing. Voor de tijdelijke dienstverbanden geldt de opslag tijdelijke dienst. Bij jaar x wordt in FRIS opgegeven:
Totale bezetting: 260%
In tijdelijke dienst: 80%
Met proponentenkorting: 100%.
Door het variëren van de bezettingspercentages kan eenvoudig duidelijk gemaakt worden wat het financiële effect is van bijvoorbeeld een wijziging in de predikantsbezetting of van een vacaturetijd. Daarbij moet uiteraard rekening gehouden worden met eerdere solvabiliteitsverklaringen en termijnen van aangegane verplichtingen.
De indexen voor de kosten van predikanten en kerkelijk werkers en de index voor de algemene kosten worden jaarlijks vastgesteld door een door het GCBB ingestelde commissie. Deze commissie gebruikt hiervoor bronnen zoals de middellangetermijnverkenningen van het Centraal Planbureau.
De ontwikkeling van de opbrengsten levend geld moet bepaald worden door de gemeente. Als eerste aanzet wordt door FRIS de op het scherm Verloop bepaalde trend voorgesteld. De percentages per jaar moeten door de gemeente verder verfijnd worden op basis van bijvoorbeeld verwachte ontwikkelingen van de leeftijdssamenstelling binnen de gemeente, het geefgedrag, kerkbezoek, externe lokale ontwikkelingen enz.
De berekende trend geeft niet meer dan een globale indicatie. Andere factoren die het verloop beïnvloeden, zoals vergrijzing en geefgedrag binnen een gemeente, kunnen plaatselijk tot een ander beeld leiden dan de berekende trend aangeeft.
Ook kunnen incidentele grote fluctuaties in het verleden het beeld, dat de trendberekening geeft, minder toepasbaar voor de toekomst maken.